John Thomas Hitchcock

College Zeemanshoop aan de Dam, met rechts ingang van de Kalverstraat. Foto ca.1865

John Thomas Hitchcock (Amsterdam 29 maart 1812 - Batavia (Nederlands-Indië) 21 november 1844) was een Nederlandse bouwmeester.

Hij was de zoon van Charles Hitchcock en Anna Aitchison uit Londen. Hij huwde op 20 juni 1839 in Baarn Johanna Christina de Wilde uit Bandung.

Hitchcock vertrok op jeugdige leeftijd naar het geboorteland van zijn ouders. Acht jaar verbleef hij te Londen, waar hij bouwkundig onderwijs genoot van de bekende architect Philip Hardwick (1792-1870). In 1827-1829 werd werk van hem op de tentoonstellingen van de Royal Academy of Arts getoond. In 1835 vervaardigde hij een bewaard, maar niet uitgevoerd bouwontwerp voor het Fitzwilliam Museum in Cambridge.

Na een twee jaar durende rondreis door Groot-Brittannië keerde hij in 1836 naar Nederland terug, waar nog dat jaar in Amsterdam enkele stadsgezichten en bouwkundige tekeningen van zijn hand tentoongesteld werden.

Zijn enige tot dusverre bekende gebouw is het in een neoclassicistische stijl opgetrokken sociëteitsgebouw 'De Vriendschap' op de hoek van de Kalverstraat en de Dam in Amsterdam (1838), dat vanaf 1862 het College Zeemanshoop zou huisvesten, om in 1915 ten behoeve van de nieuwbouw van Peek & Cloppenburg te worden gesloopt.[1] Verder bouwde hij enkele nog niet getraceerde buitenhuizen in de provincies Noord-Holland en Utrecht.[2]

In de zomer van 1838 solliciteerde Hitchcock vergeefs naar de post van stadsbouwmeester in Utrecht, als opvolger van Johannes van Embden[3]. In 1841 vertrok hij naar Nederlands-Indië, waar hij reeds drie jaar later op amper 32-jarige leeftijd overleed.

Bronnen
  • T.H.von der Dunk, 'Een nieuwe stadsbouwmeester voor Utrecht in 1838. De opvolging van Johannes van Embden (1767-1846) door Johannes van Maurik (1812-1893)', Jaarboek Oud-Utrecht, 2006, p.190-191.
  • J.Immerzeel, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van het begin der vijftiende eeuw tot heden, deel II (Amsterdam 1842), p.40-41.
  • P.A.Scheen, Lexikon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950, deel I (Den Haag 1969), p.486.
  • U.Thieme en F.Becker (red.), Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart, deel XVII (Leipzig 1924), p.151.

Noten

  1. Voor pand en gebruikers D.C.Meijer jr., 'Huizen op het Damplein, tusschen de Kalverstraat en Kromme Elleboogsteeg', Jaarboek Amstelodamum, 6 (1908), p.72-73; J.C.Breen, "Topografische geschiedenis van den Dam te Amsterdam", Jaarboek Amstelodamum, 7 (1909), p.173; J.H.van den Hoek Ostende, De geschiedenis van het College Zeemanshoop 1822-1972 (Amsterdam 1972), p.37-45; E.Crone, "College Zeemanshoop", Ons Amsterdam, 17 (1965), p.210-213.
  2. Opsomming van de opdrachtgevers bij Immerzeel 1842 II, p.40-41.
  3. Von der Dunk 2006, p.187-188.